In het begin van onze jaartelling was het Friese paard al een geliefd paard voor de krijgsdienst: omstreeks 150 na Chr. worden bereden Friese troepen door Romeinse geschiedschrijvers al vermeld in Brittania bij de muur van Hadrianus op de grens van Schotland en Engeland.
De bekende Engelse schrijver Anthony Dent beschrijft de aanwezigheid van onafhankelijke Friese troepen bij Carlisle in de 4e eeuw na Christus. Zij zorgden voor hun eigen paarden en stonden niet als gewone troepen ingeschreven. Zeer waarschijnlijk ging het hier in beide gevallen om Friese huurlingen met Friese hengsten. Dezelfde Anthony Dent en ook andere schrijvers vermeldden dat Friese paarden de grondslag vormden voor "the Old English Black", de voorvader van het bekende Engelse Shire paardenras en van de Fell-pony, waarvan met name de laatste ook nu nog een opvallende gelijkenis met het Friese paard vertoont.
Willem de Veroveraar gebruikte bij de Slag bij Hastings, op 14 oktober 1066, paarden die grote overeenkomst vertoonden met Friese hengsten. De talloze afbeeldingen van ridders en edelen op het toernooiveld tonen paarden die ook in die tijd al Friese paarden werden genoemd.
Het is zeer aannemelijk dat het Friese paard, net als andere vertegenwoordigers van het West-Europese paard, tijdens de kruistochten en later de tachtigjarige oorlog invloed hebben ondergaan van Arabische en Andalusische hengsten. Het min of meer holle neusbeen, de zwanenhals en de draf geven wel enige steun aan zo'n vermoeden...
Het eerste schriftelijke bewijs voor het gebruik van de naam Fries paard wordt gevonden in een mededeling dat de Duitse keurvorst Johan Frederik van Saksen in 1544 op een Friese hengst naar de Rijksdag te Spiers kwam. Ook in de slag bij Muhlberg, 3 jaar later, bereed Johan Frederik deze hengst en trok daarmee kennelijk veel aandacht, want keizer Karel V herkende de man van verre al aan zijn paard. Heel bekend is de ets uit 1568 van de hengst Phryso, de hengst van Don Juan van Oostenrijk te Napels. In de 17e eeuw vindt men de Friese paarden, naast bijvoorbeeld Spaanse paardenrassen terug in de diverse rijscholen, waar de Hogeschool der rijkunst werd beoefend.
Ook toen al was het Friese paard behalve een geliefd paard voor de Hogeschool erg in trek als rijtuigpaard (carossier). In de loop van de 18e en 19e eeuw gaat het gebruik van het Friese paard zich meer en meer beperken tot het deel van Nederland, dat we nu kennen als de provincie Friesland. Ongetwijfeld zal de onttakeling van de adelstand op het Europese continent van na de Franse Revolutie daar mede oorzaak van zijn geweest.
Op het Friese platteland aan het eind van de 19e eeuw is het Friese paard vooral het paard geworden van de rijkere "eigenerfde" boerenstand, die als uiting en bevestiging van zijn welstand 's zondags met 'sjees' en een tweespan Friese paarden ervoor ter kerke ging. Daarnaast werd het paard gebruikt voor "vertier" in de vorm van bijvoorbeeld kortebaan-draverijen, dus "onder het zadel", of liever gezegd zonder zadel, want traditioneel werd het paard daarbij bereden met een kleine oranje deken als zadel op de rug.
In die tijd heeft het Friese paard enige vermaarde dravers gekend en het is vrijwel zeker dat het Friese paard in die tijd gebruikt is in de fokkerij van de Russische Orlov draver en ook in de in die tijd sterk opkomende fokkerij van de Amerikaanse dravers.
Dan volgde, aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw een zeer moeilijke periode voor het Friese paard. Het is de tijd, waarin het Friese paard moest wedijveren met zware paardenrassen van het Gronings-Oldenburger slag, de zogenaamde Bovenlanders. Deze concurrentieslag is haar bijna noodlottig geworden... Naast incidentele ontspanning in de vorm van een ritje voor de sjees, het ringrijden op zondag was er vooral veel en zwaar werk op de boerderij en eigenlijk was dit paard met het bloed van een 'adellijke landjonker met talent voor dansen' daar niet helemaal voor geschikt.... Vele boeren gingen uiteindelijk over op de speciaal voor het zware werk gefokte Bovenlanders, of kruisten hun Friese paarden met zwaardere rassen. Dit werd bijna de ondergang van het Friese ras.
Op 1 mei 1879 werd daarom in café "De Drie Romers" te Roordahuizum het Friesch PaardenStamboek opgericht, door mensen die grote zorgen hadden over de toekomst van het oude ras. Daarmee was de oprichting van het eerste paardenstamboek van Nederland een feit. Al spoedig werd duidelijk, dat van het registreren van de nog resterende Friese paarden in stamregisters een stimulerende invloed uitging op de fokkerij van het Friese paard. Toch bleef de toenemende populariteit van de Bovenlanders het Friese paard ernstig parten spelen en ging het in het begin van de 20e eeuw weer snel bergafwaarts. In 1913 waren nog slechts 3 oudere stamboekhengsten voor de fokkerij beschikbaar, terwijl geen zicht was op aanvulling met jonge hengsten! Zo goed als uitgestorven dus....
Zo'n honderdtal Friezen staken de koppen bij elkaar in het Oranjehotel in Leeuwarden en richtten naast het Stamboek een vereniging op om het Friese paard van een schijnbaar onafwendbare ondergang te behoeden. Door een uitgekiend en deskundig aankoop- en opfokbeleid van nog aanwezige, kwalitatief voldoende, volbloed hengstveulens, werd getracht de fokkerij nieuw leven in te blazen. En met succes: Zo bleef het Friese paard voor een zekere ondergang gespaard.
Het Friese paard heeft naast een fantastisch exterieur een karakter, dat zich laat kenmerken door vriendelijkheid, intelligentie, aanpassingsvermogen en een enorme bereidwilligheid om voor de mens te werken. Vooral dat karakter is er de oorzaak van geweest, dat er door de geschiedenis heen altijd mensen zijn geweest die voor haar door het vuur wilden gaan.
'Voorstanders' van de Bovenlanders waren vaak onevenredig hard in hun oordeel over het Friese paard: Die danste teveel voor de ploeg en daardoor ging nuttige energie verloren. Eigenlijk hadden zij ook wel een beetje gelijk, maar zij kenden niet de geschiedenis van het Friese paard en niet die diepe, diepe genegenheid van een mens en paard, zoals die bij Friezen zo vaak gezien wordt....
Na het dieptepunt van 1913 was er geen andere keuze: het Friese paard moest kunnen concurreren met de Bovenlander. Dus moest op luxe worden toegegeven en op kracht worden gewonnen, wat leidde tot een wat kleiner en zwaarder type Fries paard. Zo ontstond een type, dat we nu niet graag meer zien, want nu willen we luxe en 'langgelijndheid'. Toen golden echter andere wetten, het was een bitter noodzakelijke aanpassing aan de eisen die de tijd stelde. Gelukkig lagen kenmerken als adel en luxe diep genoeg verankerd in de genetica van dit oude ras, want die zouden nog een cruciale rol gaan spelen in de meest recente en veel gelukkiger fase van haar geschiedenis. Echter zover was het nog niet. Eerst zou het Friese paard nog eenmaal door het oog van de naald moeten...
In de jaren zestig volgde een crisis in de fokkerij, waarvan de achtergronden veel onomkeerbaarder en onafwendbaarder waren dan de crisis van 1913. Ging het toen nog om een concurrentie tussen paardenrassen op regionaal niveau, nu ging het om de wereldwijde afschaffing van het paard als krachtbron op het agrarische bedrijf!
Door de in onverwacht hoog tempo voortschrijdende mechanisatie van het agrarisch bedrijf werden al heel snel alle paarden op de boerderij "overbodig". Bij de meesten boeren ontbrak het aan geld en tijd om de paarden louter voor het plezier te aan te houden. De vooruitgang hield je niet tegen, maar ook was er veel verdriet: Het duurde vaak nog vele jaren voordat de nuchtere Fries weer zonder tranen kon vertellen over de dag dat de paarden weggingen.... Opnieuw werd het oude inlandse ras met de ondergang bedreigd. In 1965, stonden nog maar zo'n 500 merries in de registers van het stamboek ingeschreven...
Ook toen weer stonden Friezen op om de noodklok over hun met uitsterven bedreigde Friese paard te luiden. Met man en macht trachtte men het naderend onheil te keren. Waarschijnlijk zouden deze pogingen, hoe hartverwarmend ook, op niets zijn uitgelopen, als niet juist op dat moment een zeer machtige factor het Friese paard te hulp zou schieten, namelijk de onstuitbare invloed van een zich verbeterende economie. Door de toename in mogelijkheden om geld en vrije tijd te besteden aan ontspanning, kreeg het Friese paard nieuwe kansen: het gebruik van het paard voor recreatieve doeleinden...
Vanuit een achterstand ontstond zelfs in een tweetal decennia een enorme voorsprong op vele andere rassen, waarbij al weer het uitzonderlijke zachtaardige, intelligente en eerlijke karakter van het Friese paard van doorslaggevende betekenis is geweest.
Doordat karakter is het paard uitzonderlijk geschikt voor recreatief gebruik door niet-van-huis-uit-paardenmensen. In korte tijd werden de mogelijkheden van het Friese paard voor een aangename en sportieve besteding van verworven vrije tijd herontdekt. In relatief zeer korte tijd werd opnieuw ontdekt wat voor fantastische eigenschappen het Friese paard latent bezat om de naar ontspanning en avontuur zoekende moderne mens te gerieven. Mogelijkheden die slechts te begrijpen zijn als men de geschiedenis van het Friese paard kent, mogelijkheden die reeds eeuwen verankert lagen in zijn genetische potenties...Zo bleek het Friese paard een ideale partner voor het aangespannen rijden in welke vorm dan ook. Maar ook de mogelijkheden van het paard voor de dressuur werden in korte tijd herontdekt.
Toen was er geen houden meer aan: bekende vierspanrijders als Leo Kraayenbrink en Tjeerd Veldstra kwamen op wereldniveau uit met hun vierspan Friezen in de samengestelde wedstrijdsport, Friezen werden steeds vaker gezien in de hogere regionen van de dressuur. Maar boven alles werden de mogelijkheden van het Friese paard als showpaard opnieuw ontdekt. Imponerend in de tuigrubrieken maar ook in ....het circus. Als eerste na de oorlog in het circus Straszburger, maar tegenwoordig is er haast geen circus meer te vinden dat geen show heeft met Friese hengsten.
Eindelijk mochten de Friese paarden weer dansen...!